Artikelindex

Mogelijkheden en grenzen van beeldspraak in de Bijbel¹

¹Eerder verschenen in het blad “Parakleet”

In mijn prille jeugd las ik van een KNIL-militair dat hij "een broertje dood had aan gymnastiek". Ik stond toen versteld van de kennelijk barbaarse gymnastieklessen in Oud-Indië waar je zelfs dood aan kon gaan. Pas heel veel later kwam ik er achter dat er geen broertje gestorven was, maar dat dit een beeldende manier was om uitdrukking te geven aan een intense afkeer van lichamelijke inspanning. Beeldspraak biedt hiertoe mogelijkheden. Beeldspraak kan echter ook verkeerd begrepen of zelfs misbruikt worden, ondermeer om machtsaanspraken te ondersteunen.

Metafoor en vergelijking behoren tot de meest voorkomende beeldspraakvor­men. Als Jezus zijn discipelen "zout" noemt gebruikt hij een metafoor. Wij moeten begrijpen dat de disci­pe­len niet werkelijk het chemische product zout zijn doch daar­mee vergeleken worden. Als Jezus gezegd had dat zij waren zoals zout was dan had hij een vergelijking (of simile) ge­bruikt. Vergelij­kingen zijn gemakkelijk te herkennen als beeldspraak. Metaforen zijn krachtiger. Diana betekent in Engeland roos en is een mooie meta­foor voor de prinses van Wales.

De Bijbel kent veel beeldspraak. Dit is begrijpelijk omdat beeldspraak direct aanspre­kend is. Beeldspraak biedt ook een manier om een stukje werkelijkheid te zien. De mogelijkheden en grenzen hiervan willen wij illustreren uit beeldspraak over de gemeente. Beelden zijn nodig, maar altijd eenzijdig. Zij kunnen overtrokken worden. Het punt van vergelijking kan verkeerd gelegd wor­den. Wie de gemeente ziet als een ziekenhuis legt andere nadrukken dan de persoon die de gemeente ziet als Gods leger.

Voorbeelden van beeldspraak over de gemeente bij J.A. van der Ven zijn: volk Gods, lichaam van Christus, bouwwerk van de Geest, Jezusbeweging, kerk van de armen, gemeenschap van gelovigen. Waar denkt u aan bij deze woorden? Welke gebruikt u zelf? Als u ziet dat niet alles u aanspreeket of veel door u gebruikt worden, dan toont u zelf aan dat er vele beelden voor de gemeente zijn, doch dat wij niet in elk kerkgenootschap dezelfde nadrukken leggen.

 

Beeldspraak van de kudde

Een meer bekend beeldspraak is wel de gemeente als de kudde. Wij zijn dan "schaapjes van de Goede Herder", zoals een jongetje in mijn zondagschoolklas vertelde. Dit deed hij overigens wel te vroeg, waardoor mijn "verrassing" verloren ging. Nadenkend over schapen kunnen wij veel over gemeenteleden zeggen. Schapen dwalen, hebben zorg en leiding nodig. Moeten geschoren worden. Wij allen lijken op schapen. Als echter geestelijke werkers met herders vergeleken worden krijgen wij niet alleen de mogelijk­heid voor goede gedachten zoals zorg voor, inzet voor, genezen en voeden van "schapen".  Er zijn ook potentiële valkuilen. Immers de gemeente"herder" is niet de Heer Jezus. Er is ook niet een essentiële kloof tussen schapen/gemeenteleden, die dom, goedgeefs en gehoorzaam zouden moeten zijn, en de herders/gemeente-leiders, die wijs, (financieel) onderhouden en bevelengevend zouden zijn. Wie zo denkt over zijn gemeenteleden toont aan geen goede herder te zijn. Herders zijn ook schapen en mensen. Zij zijn er voor de gemeenteleden, en niet anders om. Het beeldspraak van de werker als dienaar is nodig om het herder/kuddebeeld in balans te houden. Kortom, de gemeenteleider als "verlicht despoot" is niet een aanvaardbare manier van leiding geven.

 

Beeldspraak van het gezin

Een laatste te bespreken gemeentebeeldspraak is wel de gemeente als (huis)gezin. Dit vinden wij ondermeer in Ef. 2:19. Wij vinden het nog meer in dat God "Vader" heet, en wij allen (daarom) broeders en zusters. Dit is een krachtig aansprekende beeld. Wie tot God komt heeft een nieuwe Vader, en behoort tot een nieuw gezin. Die persoon wordt warm en vriendelijk opgenomen in een plaatselijke gemeente om "thuis" te zijn en zo samen God te aanbidden en te dienen. De futurologe Faith Popcorn onderkent heden tendenties tot "clanning" en "cocooning". Wie tot God komt vindt in de wereldwijde gemeente zijn "clan" en in zijn plaatselijke gemeente of celgroep zijn "cocon".

Er is echter een levensgroot gevaar als wij niet duidelijk voor ogen houden dat God de Vader is. Als echter een gemeente­leider meent "vaderlijk gezag" te hebben over "zijn" gemeenteleden, dan wordt de beeldspraak in zijn tegendeel omgezet. Een beeldspraak waarbij wij allen gelijk zijn als broeders en zusters, met één Vader in de hemel wordt een machtsmiddel om mensen eronder te houden.

 

Machtsmiddel

Dit is lang geleden gebeurd in de Rooms katholieke kerk met hun "paters". Het woord "pater" is "vader" in het Latijn. En wat te denken van de paus. Dit woord is een verbasterde vorm van "papas" (vader). Deze titel werd in de vroeg katholieke  en orthodoxe kerken gebruikt voor alle priesters. De bisschop van Rome eiste de titel voor zichzelf alleen op in de negende eeuw, zodat "paus" en bisschop van Rome synoniem zijn geworden in het Westen.

In de oosters orthodoxe kerken heten alle priesters nog "papas". In de nadruk op de vadertitel met daaraan verbonden grenzeloze macht zien wij de doorwerking van het heidens Romeins denken in rangen, standen en machtsstructuren.

Oud Romeins recht bekleedde de oudste levende man van een familie met absoluut gezag binnen dat gezin en familie, mits hij vrij en een Romeins burger was. Zo'n "pater familias" had het recht van leven en dood over vrouw, kinderen en slaven. Hij bepaalde alles. Dit was in de eerste eeuw in de praktijk wel afgezwakt, maar bleef een ideaal.

Keizer Augustus kreeg de titel "pater patriae" in het jaar 2 voor Christus. Hij was de vader van alle vaderen, en opperpriester van alle huishoudpriesters. De Romeinse samenleving was dus opgedeeld in rangen en standen, waarbij de (al)macht in de hand van de vader was.

 

De woorden van Jezus gaan hier vierkant tegen in. Hij zegt: "Gij zult u niet rabbi laten noemen, want één is uw meester, en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij die in de hemelen  is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn." (Matt.23:8-11).

Verbazingwekkende woorden die de grond voor vaderalmacht (patriarchalisme) wegblazen. Wat voorafgaat aan de geciteerde teksten laat zien dat Jezus zich hier tegen Joodse Farizeeën richt.

 

Des te ernstiger is het als christelijke voorgangers aanspraak op macht doen gelden omdat zij menen dat de gemeente het gezin is waarin zij als vader de baas zouden mogen spelen. John Stott, de bekende bijbelleraar, zegt kort samengevat over het aangehaalde gedeelte het volgende:

         Een vader oefent gezag over zijn  kinderen, omdat zij van hem afhankelijk zijn. Wij behoren in de gemeente niet afhankelijk te zijn van             enig leider. Evenmin behoren wij mensen afhankelijk te maken van onszelf, zodat zij voor van alles en nog wat onze toestemming of                 instemming nodig hebben. In tegendeel, wij behoren mensen op God te laten steunen. Daartoe zijn wij dienaars.

 

Vader– en moederfiguren

Er is plaats voor vaderlijkheid in de gemeente. Vaderlijke figuren zijn voor­beelden in gedrag en houding. Een goede vader is er voor je, en heeft het beste met je voor. Niet voor niets noemt Jezus dat geven het kenmerk van een vader is (in Lukas 11:13). Maar hij eist geen blinde gehoorzaamheid. Evenmin neemt hij beslissingen voor je. En zeker is er geen sprake van emotionele chantage en manipulatie. Zulk vaderlijk gedrag is niet voorbehouden aan gemeentewerkers alleen. Evenmin legitimeert het aanspraken op gezag of zeggenschap.

Er is ook behoefte aan moederlijkheid in gemeentewerkers. Het voeden en vertroosten laat de moederlijke kant van God zien, zoals Hij zegt: "Als iemand die zijn moeder troost, zo zal Ik u troosten" (Jes. 66:13).

Op zichzelf genomen is het gezin als beeld van de gemeente gevaarlijk in zijn eenzijdigheid. Waar geborgenheid en warmte in een gemeente te vinden is, doet men er goed aan ook andere beelden van de gemeente door te laten werken. Zo is er de tempel van God waar aanbidding is, om één te noemen.

Wij kunnen niet zonder beelden, maar elk beeld is eenzijdig. Gebruik daarom meer dan één beeld. Elk beeld kan ook overtrokken worden. Zoek daarom de grenzen vanuit wat de Bijbel verder zegt.

Vanuit elk beeld kan ook een verkeerd punt van vergelijking getrokken worden.

Heb de moed om uw uitleg daarom te laten bekritiseren. Wees tenslotte beducht voor intellectuele en bijbelse argumenten die eigenlijk dienen om vooroordelen vroom te rechtvaardigen.        

 

Op de kaart

Image result for anbi logo