Onze Vader deel 2a
De aanhef “Onze Vader”.
Wij beginnen bij het begin van het gebed. Wij staan er niet bij stil, maar elk gebed begint gewoonlijk met een aanhef. Daarin wordt rechtstreekst tot God gesproken en kunnen luisteraars weten tot welke God gebeden wordt.
Wij kijken naar de aanhef in Matteüs en in Lukas, steeds in de NBV21 vertaling. Onze Vader ... (Matt. 6:9) en Vader...(Lukas 11:2).
Vanwaar het verschil? Jezus heeft het gebed aan zijn leerlingen geleerd in de Aramese taal. Dat gebed is vanuit het Aramees vertaald naar het Grieks, zodat Grieksprekenden het gebed konden bidden. De verschillen zijn terug te voeren op verschillende vertaalwijzen.
Eerst iets over de Aramese taal. Die taal is oud. Zo wordt het al gesproken door Laban en zijn familie in Mesopotamië. Dat zien we in Genesis 31:47. In de tijd van de koningen was het internationaal de handels- en diplomatentaal (2 Kon. 18:26 NBV21). Later, toen velen terugkwamen uit de Babylonische ballingschap, namen ze de Aramese taal mee. Daardoor waren veel mensen tweetalig, Hebreeuws en Aramees. Jezus sprak gewoonlijk Aramees, maar zal ook Hebreeuws en Grieks beheerst hebben. Meertaligheid was en is in het Midden-Oosten eerder regel dan uitzondering.
Wij weten dat Jezus God in gebed aansprak met “Abba” (Marcus 14:36). In 20 andere plaatsen vinden we in de Evangeliën bij gebeden van Jezus alleen het Griekse ”vader”. Het Aramese woord “abba ” is bekend van Galatïe tot Rome (Gal. 4:6; Rom. 8:15). In alle drie de voorgaande teksten wordt het Aramese woord “abba” onmiddellijk in het Grieks vertaald met “de Vader”.
Wat weten we van dit woord? Het is een Aramees woord in de aanspreekvorm. Het is een van de eerste woorden die Arameessprekende kinderen zouden leren, zoals “mama, papa”. Volwassen kinderen bleven het gebruiken voor de biologische vader, en soms voor oudere mannen. Het komt ook voor in Hebreeuwse teksten en kan vertaald worden met “onze vader”, waar het zinsverband dit duidelijk maakt. Voor zo ver we kunnen nagaan is Jezus de enige die God zo aansprak. Het laat zien hoe intiem Jezus’ relatie was met zijn Vader. En Hij staat zijn volgelingen toe met Hem God Vader te noemen (Joh. 20:17).
Matteüs gebruikt een vertaling in het Grieks van het gebed waarbij “abba” is vertaald met “Onze Vader”, immers taalkundig mogelijk en nodig, want God is de Vader van alle volgelingen van Jezus, en die bidden gezamenlijk tot Hem.