Profeten,klein en groot,en hun opschriften

De grote profeten zijn: Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Zij heten groot omdat de boekrollen zo groot zijn. Elk is een boekrol. De 12 kleine profeten (die klein van omvang zijn) passen samen in een boekrol. Voordat wij stilstaan bij de grote profeten, nu eerst een overzicht van groepen boeken in de Bijbel.

Oude en Nieuwe Testament

Wij gebruiken voor het boek dat wij de Bijbel noemen het woord “Bijbel”. Dit is een vernederlandsing van het Griekse woord “Biblia”, boeken (vrouwelijk meervoud). Dit laatste woord vinden we nog op de titelpagina van de eerste uitgave van de Statenvertaling.

De Bijbel valt uiteen in Oude testament en Nieuwe testament. Het Oude testament is bijna geheel in het Hebreeuws geschreven en is gezaghebbend voor Joden.  Het Nieuwe testament is geschreven in het Grieks, wat destijds de omgangstaal was in het gebeid rond de Middellandse Zee.

Protestantse uitgaven kunnen nog een derde groep boeken hebben, de zogenaamde apocriefe boeken. (Rooms katholieke bijbeluitgaven hebben deze boeken altijd en wel in de volgorde van de Griekse Bijbel, de Septuagint, en in de volgorde van de Latijnse vertaling.)  Dit zijn van oorsprong Joodse geschriften van vóór het Nieuwe Testament die in het Grieks zijn overgeleverd. Zij zijn niet gezaghebbend voor protestantse kerken, maar wel van grote historische waarde. De eerste uitgave van de Statenvertaling had ze ook, afzonderlijk gegroepeerd en met een stevige waarschuwing.

Oude Testament of TeNaCH 

De boeken van ons Oude testament worden van oudsher door de Joden in drie groepen verdeeld:

  1. Thora (de eerste vijf boeken of Pentateuch)
  2. Nebiiem (profeten, omvattende de vroege en late profeten waarover hieronder de toelichting)
  3. Chetubiem (geschriften). Dit zijn de overige boeken, te beginnen met de Psalmen. Ook Daniel valt in deze groep.

De Joodse naam voor ons Oude Testament is dan ook TeNaCh. Dit zijn de beginletters van de drie groepen, Thora,

Nebiiem en Chetubiem, met de klinkers

e en a om het uit te kunnen spreken.

In het Nieuwe testament wordt vaak verwezen naar de wet en de profeten.

Met Thora (wet) wordt ook wel verwezen naar het hele Oude testament. Ik sta hieronder stil bij Thora en profeten.

De Pentateuch /Thora

De eerste vijf boeken van de Bijbel hebben hun namen gekregen van de Griekse vertaling van het Oude Testament via de Latijnse vertaling die de namen aanhield. Dat zijn: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium.

Die namen zijn wel door Joodse bijbelvertalers toegekend. Zij geven aardig belangrijke thema’s in elk boek weer. Genesis is het boek van oorsprongen, Exodus het boek van de uittocht, Leviticus het boek van de Levieten (of priesters), Numeri heeft een volkstelling,  Deuteronomium is een tweede samenvatting van de wet.

De vijf boeken samen worden de Pentateuch genoemd. Dit Griekse woord betekent “vijf”(penta) en teuchos is boekrolomslag. De boeken werden aanvankelijk op vijf afzonderlijke leren rollen geschreven in Hebreeuwse medeklinkers. Elke rol had zijn eigen omslag. Thans worden alle vijf de boeken op een rol geschreven, wat zeer onhandig is. De vijf boeken heten ook wel Thora (wet).

De Pentateuch is het fundamentele document voor het Joodse volk. Het geeft weer waar het volk vandaan komt en waarin het bijzonder is. De vijf boeken worden jaarlijks geheel voorgelezen in de synagoge. De laatste lezing valt op het feest Simchat Thora (vreugde der Wet). De dag daarop begint men weer met Genesis.

De vroege profeten

De bijbelboeken Jozua, Rechters, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen worden de vroege profeten genoemd. Hun namen komen van de hoofdpersonen in elk boek. Niets wijst erop dat dit ook de schrijvers ervan zijn. De Griekse vertaling noemt deze boeken de historische boeken. Voor een Griek lijken ze wel op de geschiedenissen van Herodotus.

De late profeten

De late profeten zijn in de eerste plaats de grote profeten. Dit zijn Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Zij heten groot omdat zij lang zijn. Elk boek is een eigen boekrol.

Dan heb je de 12 kleine profeten. Die zijn klein en zijn steeds samen in een boekrol.

In boeken van de vroege profeten komen we profeten tegen. In Koningen horen we van Elia en zijn opvolger Elisa. Elisa kreeg een dubbel deel van de Geest van Elia en hij deed twee keer zo veel wonderen.

De eerste profeet die een eigen boek naliet was Amos.  De reden waarom zijn woorden in een boekrol bewaard zijn gebleven is hoogst waarschijnlijk omdat zijn boodschap van oordeel werd afgewezen door zijn hoorders. Het boek laat zien dat Amos echt namens de HEER sprak toen zijn waarschuwingen uitkwamen en Israël in ballingschap werd weggevoerd door de Assyriërs.

 Amos, de eerste profeet met een eigen boek

Het boek van Amos begint als volgt:

Hier volgen de woorden en visioenen van Amos, een schapenfokker uit Tekoa. Hij profeteerde over Israël toen Uzzia in Juda regeerde en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël, twee jaar voor de aardbeving. (Amos 1:1).

Wij maken kennis met Amos, die verder omschreven wordt als een ‘schapenfokker uit Tekoa’. Dit plaatsje ligt in Juda, het zuidrijk. Zijn tijd wordt aangeduid door te verwijzen naar de regeringsperioden van de koning van Juda, Uzzia, en Jerobeam (de tweede), de koning van het noordrijk.

Hiermee kan Amos ongeveer geplaatst worden in de geschiedenis, en wel in de  boeken Koningen 1 en 2. Zo’n datering is nogal breed.

Een verwijzing naar een aardbeving zal voor tijdgenoten genoeg zijn geweest. Er waren een aantal mogelijke aardbevingen, maar die bieden geen zekerheid. In ieder geval zijn de woorden van Amos een afzonderlijk boek geworden.

Waarom het dan niet als eerste van de rol van 12 profeten is geworden, is onbekend.

Opschriften van kleine en grote profeten

Wat wel duidelijk is dat kleine en grote profeten, net als Amos, doorgaans op dezelfde wijze beginnen. De naam van profeet wordt gevolgd door de koningen van Juda (altijd eerst) en Israël tijdens welke hij profeteerde. Dit betreft de profeten die optraden voor de ballingschap. U kunt dit nagaan door steeds het eerste vers van elk boek te lezen, te beginnen met Jesaja, tot en met Sefanja.

Haggaï en Zacharia verwijzen naar Perzische koningen, te beginnen met Darius I (520 voor Christus). Hiermee kun je deze boeken nauwkeurig plaatsen in de geschiedenis,  in de Griekse geschiedkundige Herodotus en ook in de Bijbelboeken Ezra en Nehemia.  Deze gaan over de tijd na de ballingschap en kunnen gedateerd worden aan de hand van de Perzische koningen. Een beetje studiebijbel of de Willibrord geeft de jaartallen eronder in onze jaartelling, voor Christus.

Een aantal boeken begint niet met een verwijzing naar regerende koningen. Dezelfde boeken hebben ook in de verdere tekst geen koningen genoemd. Hiertoe behoren Nahum, die voorspelde de verovering van Ninevé door de Meden en Perzen die toen bondgenoten waren van de Babyloniërs. Ook de boeken Maleachi en Joel, van na de ballingschap noemen geen koningen. Het boek Obadja is geschreven na de val van Jeruzalem in 586, tegen de Edomieten die Judese vluchtelingen te slaaf maakten. Edomieten waren nakomelingen van Ezau. Ondanks de familieband waren zij in en na de ballingschap vijanden van de Joden.

De priester-profeet Ezechiël is bijzonder. Hij was in 597 voor Christus uit Jeruzalem weggevoerd door de Babyloniërs, nog voordat hij in de tempel dienst kon doen. Hier volgt het begin van zijn boek:

Op de vijfde dag van de vierde maand in het dertigste jaar, toen ik te midden van de ballingen bij het Kebarkanaal woonde, opende zich de hemel en kreeg ik een visioen van God.

(2-3) (Op de vijfde dag van die maand, en wel in het vijfde jaar van koning Jojachins ballingschap, richtte de HEER zich tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het land van de Chaldeeën, bij het Kebarkanaal. Daar werd hij door de hand van de HEER gegrepen.)

Het “dertigste jaar” waarnaar Ezechiël verwijst is zijn leeftijd. Dan mocht hij de tempeldienst doen. Maar dat kan hij niet want hij is niet in Jeruzalem

Het tweede opmerkelijke is dat de verdere datering is aan de hand van de jaren in ballingschap van koning Jojachin.

Ofschoon Jojachin in 597 voor Christus in ballingschap ging (2Kon.24:8-17)  bleef hij de officiële koning van Juda, als zodanig erkend door de Babyloniërs en Ezechiël.  Zedekia, zijn oom, wordt “koning” genoemd omdat hij de taken uitvoerde.

De oudheid kende meer manieren om jaren te tellen, vaak door een vast beginpunt te nemen. De Seleucidische heersers dateerden vanaf het begin van hun koning zijn. 1 Makkabeeën (apocrief) neemt dit over.

Dateren vanaf de stichting van Rome  in 753 voor Christus, komt niet in de Bijbel voor, maar was gebruikelijk tot ver in de Middeleeuwen.

De boeken van de grote en kleine profeten zijn bewaard gebleven in synagoge en kerk. Zij bieden historische informatie en van het lezen kun je genieten. Toch is dit niet waarom ze bewaard zijn. Als Woord van God laten zij zien dat Gods waarschuwingen uit zijn gekomen. Vanwege wat zij ons laten zien hoe God is en hoe Hij handelt, hebben deze boeken als deel van de hele Bijbel hun waarde behouden, nu en altijd.